Poekie liep door het speelveld. Ze was alleen. Waarom was er niemand die haar aankeek? Zag niemand haar staan? Tja, dat heb je als je nieuw bent. Waarom had haar baasje juist haar en haar familie laten verdrinken? Nu was ze alleen op de wereld, zonder vrienden, zonder familie, zonder iemand. Wat was ze bang geweest in die zak. Ze had bijna geen lucht gehad en met haar laatste adem had ze een gat kunnen krabben in de zak, had zich erdoorheen gewurmd en was naar de kant gezwommen, haar familie had ze nooit meer gezien. Nu was ze hier en was er nog niemand. Dan had ze net zo goed kunnen sterven, dan was ze tenminste bij haar familie.[i/] Een beetje moedeloos lag ze in het gras en keek naar de boom voor haar. Daar zag ze een nestje jonge vogeltjes. De ouders van de vogeltjes kwamen aangevlogen met eten. [i]Wat zou ik mijn ouders broertjes en zusjes nog graag een keer willen zien. Toen zag ze opeens een ander katje in de boom loerend op het nest jonge vogeltjes. De ouders van de vogeltjes waren er niet meer die waren weer eten halen. Ze klom in de boom en zei tegen het katje: 'Waarom jaag je op deze vogeltjes? Hebben ze iets verkeerd gedaan?'